maandag 30 oktober 2017

Reactie op recensie Gedichten van de broer van Roos (2017) van Irene Wolf - door Sonja

Reactie van Sonja op de recensie van Gedichten van de broer van Roos (Tim Hofman, 2017, gelezen als e-book) door Irene Wolf - 'Wat is poëzie? Wie zal het zeggen?'*

Irene Wolf schreef een uitvoerige recensie over Gedichten van de broer van Roos. De diversiteit aan teksten en onderwerpen - van korte taalgrappen in het Nederengels tot meer serieuze gedichten over onderwerpen als liefde, overspel en ziekte - en het toegankelijke taalgebruik maakt de bundel geschikt voor de groep vijftien- tot achttienjarigen, zoals Irene stelt, waarbij ze verwijst naar de leesfase 15+ zoals die door Van Coillie (2007, p. 75-76) is beschreven. Ik vermoed dat met name jongeren die niet veel poëzie hebben gelezen een aantal teksten uit deze bundel leuk zullen vinden, ofschoon veel thema's (kanker, ouders, euthanasie, dementie) volgens mij meer passen in het leven van twintigers en dertigers.

Het feit dat de auteur Tim Hofman is, een BN'er van 29 die onder jongeren populair is, alsook het feit dat hij een aantal gedichten al eerder via Instagram en Twitter heeft verspreid, verklaart volgens mij het grote succes van deze bundel (inmiddels is een zevende druk verschenen).

Ik denk niet dat "iedere lezer, zowel ervaren als minder ervaren" (Irene) onder de indruk is van deze gedichten. Het karakteristieke van poëzie is dat het een bijzondere kijk op de werkelijkheid biedt, waarbij elk woord "precies op zijn plaats staat": "Poëzie laat op een andere manier zien, horen en voelen dan proza." (Van Coillie 2007, p. 322). De bundel van Hofman getuigt zeker van plezier in taal, maar verrassend, origineel en fascinerend vind ik het geheel eerlijk gezegd niet. Daarvoor loopt de kwaliteit van de gedichten te sterk uiteen. Een flink aantal gedichten vind ik nogal plat en niet origineel of poëtisch. De gedichten in het Nederengels deden mij denken aan de Rollicky Rhymes in Dutch and Double Dutch (1958) van John O'Mill (pseudoniem van J. van der Meulen) maar dan minder grappig. Andere gedichten lijken vanwege hun eenvoud en kwinkslag op de gedichten van Toon Hermans (bijv. Liggen in het gras). Mijn waardeoordeel wordt dus bepaald door wat Mooij (1979) 'traditionele argumenten/ vernieuwings-argumenten' noemt: op grond van wat ik eerder gelezen heb, maken ze op mij persoonlijk niet zo'n indruk (hetgeen Mooij onder de 'emotivistische argumenten' rangschikt).

Een gedicht als 'Haramadan' ('Islam,/ dat je ’t weet: / er zit ham / in je profeet.') vind ik bagger (excusez le mot).
'Eenzaam, twee samen', waar de grafische vormgeving ervoor zorgt dat je het gedicht als twee monologen kunt lezen of als het portret van een narcist, vind ik een mooi gedicht.
Tussen deze twee uitersten zitten simpele gedichten als 'Vreemdgaan':

'Vreemdgaan
‘Goeiemorgen,
je was laat,’
zeg je als
je naast
me staat
en je aait
over m’n rug,
een tikje op
m’n kont,
ik draai
me om,
glimlach terug
en poets met
jouw borstel
de buurvrouw
uit m’n mond.'

"Het huis van de poëzie heeft vele kamers", stelt Van Coillie (2007, p. 323). Van Coillie zegt weinig over jeugdpoëzie, maar zijn uitspraak geldt volgens mij in het bijzonder voor gedichten voor jongeren. De bundel van Hofman vind ik daar een goed voorbeeld van: het is een huis met mooi ingerichte vertrekken, tochtige overlopen ('Haramadan') en met bijkeukens waar de 'dishes' worden gedaan. Door zo'n huis dwalen lijkt mij een leerzaam avontuur voor jongeren, omdat het hen in de gelegenheid stelt om te bepalen welke gedichten hen persoonlijk aanspreken en welke niet (en waarom). Plezier ervaren in de taal is daarbij belangrijk. Dat plezier zal een jongere lezer zeker uit deze bundel halen. Ik kan mij dan ook goed voorstellen dat de gedichten in de klas tot leuke gesprekken kunnen leiden over de vraag 'Wat is poëzie? Wie zal het zeggen?'*

Sonja

* E. Farjeon, geciteerd in Van Coillie 2007, p. 322.

Gebruikte secundaire literatuur:

Coillie, J. van (2007), Leesbeesten en boekenfeesten. Hoe werken (met) kinder- en jeugdboeken? Leuven/Leidschendam, Davidsfonds uitgeverij / Nbd Biblion.

Mooij, J. (1979), ‘De motivering van literaire waardeoordelen’, in: J. Mooij, Tekst en lezer. Opstellen over algemene problemen van de literatuurstudie. Amsterdam, Athenaeum-Polak & Van Gennep, p. 253-278.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten