Verwerkingsopdracht
20: Nagesprek
Titel: Ik
had een vriend in Gaza
Auteur:
Valérie Zenatti
Jaar van
uitgave: 2010
Uitgeverij:
Callenbach, Kampen.
Vertaald uit
het Frans: Mieke Prins
Vertaling
van:Une bouteille dans la mer de Gaza
Oorspronkelijk
jaar van uitgave: 2005
Oorspronkelijke
uitgever: L'Ecole des Loisirs, Parijs.
Beoordeling boek.
Adembenemende
mailwisseling tussen de 17- jarige Joods Israëlische Tal uit Jeruzalem en de
20- jarige Islamitisch Palestijnse Naïm uit Gaza over de gebeurtenissen in
Israël en Gaza in het schooljaar 2003 / 2004.
Een modern Romeo en Julia verhaal waarin de liefde opbloeit over de
politieke en fysieke muren heen in een verscheurd land met verscheurde mensen.
Een boek met diepgang door de vraag die beiden stellen: “Waarom kunnen we niet
in vrede en veiligheid met elkaar leven en wat is daarvoor nodig?” Een boek wat
je in een adem uit leest, maar ook je achterlaat met de vraag: “Hoe zou het
deze twee, drie jaar later vergaan?”
Keuze verwerkingsopdracht.
Dit boek
leent zich uitstekend om de verhoudingen tussen Joden en Palestijnen te
bespreken. Het zou dan ook een boek kunnen zijn om te bespreken in samenwerking
met vakken als geschiedenis, maatschappijleer en levensbeschouwing. Dat is
misschien zelfs noodzakelijk om meer grip te krijgen op en begrip te
ontwikkelen voor, wat er op dit moment in het Midden-Oosten, maar ook hier in
Nederland gebeurd. Een evaluerend gesprek tussen Naïm en Tal, drie jaar later
spreekt voor zich, aangezien Naïm in het laatste hoofdstuk verteld dat hij
weggaat uit Gaza naar het buitenland en dat voorstelt. Om wat dieper op de
zaken in te gaan, ook met de kennis van feiten nu, zou ik kiezen voor een
maximum van 700 woorden in plaats van 250-300 woorden.
Uitwerking verwerkingsopdracht.
Beste
leerlingen,
Jullie lezen
het boek 'Ik had een vriend in Gaza' van Valérie Zenatti.
Schrijf een
evaluerend gesprek tussen Naïm en Tal drie jaar later na hun briefwisseling. Ze
ontmoeten elkaar op 13 september 2007 om 12 uur 's middags bij de Trevifontein
in Rome.
Leef je in,
in de personages en bedenk wat er verandert, dan wel hetzelfde is gebleven in
hun leven. Gebruik daarbij de feitelijke informatie in het boek, maar ook de
emoties en vragen die de hoofdpersonages destijds hadden. Geef jouw visie in
dit gesprek in maximaal 700 woorden.
Gesprek.
Tal: Dag
Naïm. Leuk om je nu in het echt te zien! Je bestaat echt!
Naïm: Dag
Tal. Insgelijks! Hoe gaat het met je?
Tal: Best
goed. En met jou?
Naïm: Ook
goed. Wat doe jij tegenwoordig? Wat is er in drie jaar met jou gebeurd?
Tal: Ik heb in
dienst gezeten en nu schrijf ik boeken. En jij.
Naïm: Ik
maak documentaires met mijn vrouw. Maar vertel verder, ik wil eerst horen van
jou hoe het je vergaan is.
Tal: Ok...
Nou ik zal vanaf het begin beginnen. Na onze briefwisseling was ik niet zeker
of je de waarheid sprak. Dat je naar Canada zou vertrekken, laat staan dat je
echt bestond. Ik gaf die fles met mijn boodschap aan mijn broer, weet je, en ik
had later twijfels over onze briefwisseling. Ik dacht dat misschien mijn broer
mij voor de gek hield, dat ik al die tijd met hem had gesproken. Ik was
behoorlijk in de war door die bomaanslagen in Jeruzalem en ik dacht dat mijn
ouders en broer mij wilden helpen om mijn hart te luchten.
Naïm: Ja dat
kan ik wel voorstellen. Jouw broer heeft die fles denk ik niet zomaar
achtergelaten op het strand. Ik denk dat hij wilde dat ik hem vond. Achteraf
eigenlijk wel tof van hem, dat hij mij jou toevertrouwde; ons aan elkaar
toevertrouwde. Ik was in het begin niet zo aardig misschien, maar ik was ook
niet echt zeker wat ik hiermee aan moest. Ik had een vermoeden dat ik je al
kende. Dat werd bevestigd door die foto die je stuurde. Pas later toen de kans
zich voordeed om echt weg te gaan uit Gaza, weg uit die hel, durfde ik je de
waarheid te vertellen.
Tal: Ik kwam
juist in een hel terecht. De dienstplicht heeft me dingen laten zien dat mensen veranderden in beesten, van beide
kanten. Ik zag de haat in de ogen van kleine Palestijnse kinderen, haat die van
generatie op generatie doorgegeven wordt. Haat die ook jij gevoeld moet hebben.
Ik zag militairen gericht op burgers schieten en denigrerende opmerkingen
maken. Maar ik heb ook andere dingen meegemaakt. Feestjes in de woestijn, ver
van alles, waarin muziek en drank de enige religie was die ons bond. De
volgende dag stonden we weer tegenover elkaar. Heel raar om dat mee te maken.
Naïm: Ik
herinner me dat je me echt raakte, een hand uitstak en mij als persoon wilde
leren kennen. Je was nieuwsgierig naar het leven zoals ik dat ervoer, het leven
in een gecontroleerde samenleving. Het wantrouwen van mensen tegenover elkaar,
de sociale etiquette in een islamitische omgeving. Waar je niet eens je eigen
gedachten mocht uitspreken of mocht opschrijven. Ik schreef dingen op en
versnipperde het papier zodanig dat ik het door de wc kon spoelen. De vrijheid
die jij had, had ik niet. Toen ik in Toronto kwam was dat ook een van de dingen
waar ik aan moest wennen. Vrouwen en meisjes die zomaar met mij konden en
mochten praten. In wezen had ik in Gaza niet alleen geen vrijheid door de Joodse
bezetter, maar ook door mijn eigen cultuur. Misschien was dat het wel, we
reageerden ons af op iets zichtbaars, wat onzichtbaar was. Misschien is het
niet alleen zo dat wij als Palestijnen moeten kijken naar de ander, maar ook
naar onszelf.
Tal: Ik denk
dat dat voor iedereen geldt. Ik denk dat iedereen recht heeft op een plek op
deze aarde, maar dat er grenzen zijn aan vrijheid. De vrijheid van de een
begint waar die van de ander eindigt. De balans daarin is zeer fragiel en
noodzakelijk om te bewaren. We zouden moeten kijken naar wat ons bind in plaats
van de nadruk te leggen op de verschillen die er zijn.
Naïm: Ik kan
me daarin wel vinden. Het is een problematiek die overal ter wereld speelt.
Misschien kunnen we daar in de toekomst het over hebben.
Tal: Ja
graag!
Naïm: praten
we morgen verder, hier om 12 uur?
Tal: Ok,
tof, tot dan.
Naïm: Tot
dan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten