woensdag 20 september 2017

Recensie: Dit is geen dagboek van Erna Sassen door Ankie Vanderfeesten

Recensie: Dit is geen dagboek, Erna Sassen.
Door: Ankie Vanderfeesten


Titel: Dit is geen dagboek
Auteur: Erna Sassen
Uitgever: Leopold, Amsterdam
Jaar van uitgave: 2009

Samenvatting.

“Dit is geen dagboek. Ik zeg het er maar even bij voor de duidelijkheid”. Zo begint het dagboekschrift van de 16 jarige Boudewijn. Boudewijn voelt zich lusteloos en blijft het liefst de godganse dag in bed liggen. Zijn vader is dat beu en stelt hem een ultimatum. Hij krijgt een schrift en hierin moet hij elke dag in schrijven: hoe hij zich voelde, wat hij deed of wat hij dacht. En elke dag muziek luisteren; hij heeft een stapel cd's gekregen van zijn vader. Met frisse tegenzin begint hij dat maar te doen, maar gaandeweg het verhaal merk je dat het schrijven en het luisteren toch ook een uitlaatklep voor hem is in het verwerken van de zelfmoord van zijn moeder. Uiteindelijk heb je als lezer het idee dat dit ook grotendeels lukt.


Persoonlijk waardeoordeel.

Het boek is opgezet als een dagboek met korte en langere stukken. Dat leest heerlijk vlot weg. Net als het gebruik van een centraal thema, symboliek en humor.

Thema.

Het grote thema in het verhaal is het rouwproces van een jongvolwassene; de angst om verlaten te worden door de mensen die je het meest lief hebt alsmede de dood, de shock, de eenzaamheid van verdriet, de boosheid die het meebrengt maar ook het geven van een plek van de dood in het alledaagse leven. Dit thema zet de schrijfster, op bijna symbolische wijze, uiteen in twee werelden waarin het comfort van het herkenbare, geborgenheid en onschuldige (het goede) tegenover het onzekere van het niet normale, de eenzaamheid en het akelige (het slechte) word afgezet. Dit ervaar ik als prettig. Het schept duidelijkheid in de gevoelswereld van Boudewijn. Enerzijds heb je het normale van zijn familieleden in het bijzonder het zevenjarige zusje Dolores, bijnaam Pluis. Dit zien we in een citaat als: “Dat mooie slapende gezichtje en haar regelmatige ademhaling maken dat ik weer terugkom in de ongevaarlijke wereld” (Sassen, p. 16). Anderzijds het niet normale: zijn geestelijk zieke moeder, haar zelfmoord en zijn eenzaamheid. Dit zien we in het gebruik van beschrijvingen zoals die over:
  • de moeder: “kutwijf” (Sassen, p.12);
  • het afwijzen van haar gedrag: “Ik hoop dat dit de laatste keer was, dat je ons hebt lastiggevallen” (Sassen, p.27 );
  • haar zelfmoord: “ze hebben haar van de locomotief af moeten spuiten” (Sassen, p.107).
  • Zijn eenzaamheid: “Als je een klasgenoot tegenkomt in de stad,.... en als je dan weer weg wil, dan doe je boks (…) en dan zeg je: ' I have a roast in the oven!'(...) 'Toen mijn moeder dood was, had iedereen opeens opmerkelijk vaak een roast in the oven. (…) Dat is trouwens nog steeds zo. Maar het kan mij niks schelen. Ik snap het wel: ik heb het zelf ook. Mijn moeder is al bijna vijf jaar dood, maar er staat nog voortdurend een flink uit de kluit gewassen roast in mijn oven. EN VOORLOPIG HAAL IK HEM ER NIET UIT. (Sassen p.31)
Naast het beschrijven van tegenstelling zien we in het boek ook parallellen. Ik vind dat zelf technisch heel goed weergegeven. Dat zien we als hij het over zijn vriendinnetje Pauline heeft. Ze lijkt deze twee werelden van goed en slecht met elkaar te verbinden. Boudewijn ziet haar net als zijn zusje, als een onschuldig meisje dat, zonder hem te veroordelen, naast hem gaat zitten in de klas. “Ze rook lekker, haar stem was prettig en toen ik haar aanraakte, een soort van per ongeluk, voelde ik me voor het eerst in tijden GOED” (Sassen, p. 46). Na jarenlang het buitenbeentje te zijn geweest bloeit er eindelijk een mooie vriendschap op.


Pauline verliest in Boudewijns ogen haar onschuldigheid als zij zegt dat ze aan de pil wilt. Hij weet daar zich geen raad mee en besluit dan abrupt de vriendschap te beëindigen. Iets waar hij later spijt van krijgt, zeker nadat ze ineens niet meer op school komt. Het blijkt dat ze ziek is. Hij denkt ongeneeslijk, maar achteraf is het de ziekte van Pfeifer. Hier kun je de parallel trekken met zijn moeder; zij ging dood. Pauline blijft echter leven en dat geeft een positieve draai aan het verhaal: er is een kans tot goedmaken. Hij worstelt met het al dan niet schrijven van een excuusbrief en het versturen ervan. Uiteindelijk doet hij dat wel. De katalysator hiervoor is dat hij een advertentie durft te zetten in de krant waarin hij zijn dode moeder direct aanspreekt op haar beslissing en waarin hij zijn gevoelens uit. Met zijn moeder kan hij niet opnieuw beginnen, maar met Pauline wel. Pauline accepteert het zoenoffer en ze houden contact. Hoe het verder gaat met Boudewijn én Pauline weten we niet. Het is een open einde.



Het gebruik van humor en wat was er nou met die muziek?

De humor in dit boek lijkt een katalysator te zijn voor de moeilijke thema's: zelfdoding, eenzaamheid en ontluikende seksualiteit. Boudewijn uit daarmee zijn boosheid en frustratie, maar ook de onmacht die hij voelt hoe ermee om te gaan. Dat vind ik erg fijn aan het boek; het zorgt voor lucht en reflectie. Bijvoorbeeld als het gaat over het worstelen met seksualiteit: “Seks. Dat is iets voor beesten. Vind ik.” (Sassen, p.63). Geniaal. Dat zou een 16-jarige ook zo kunnen zeggen.
Daarnaast gebruikt Sassen muziekstukken om de weergave van de gevoelens van Boudewijn te versterken. Dit is muziek waar jongeren vaak helemaal niet naar luisteren maar, o, zo, aanwezig in het boek. Pergolesi wordt grijsgedraaid. Het maakt je als lezer nieuwsgierig naar wat voor muziek het is. De betekenis van deze muziek is niet evident voor een jongere, maar de boodschap dat het troostrijke muziek is, komt wel over. Ongemerkt zitten er dubbele lagen in het boek en leer je verder te kijken dan je neus lang is.
Al met al een boek met een lach en een traan.



Doelgroep.

Dit boek staat in de bibliotheek aangemerkt als een 15+ boek en dat vind ik een correcte constatering. In eerste instantie zou je kunnen opperen dat het een 12+ boek is. Dit bijvoorbeeld vanwege de dagboekvorm en de korte hoofdstukken. De identificatie met het hoofdpersonage is makkelijker omdat hij over zijn eigen gevoelens praat.  Daarnaast zien we dat dit boek ook het vermogen tot abstract denken van de lezer aanspreekt. Hoe is het eigenlijk om dit mee te maken? Zou ik dit ook doen of denken? Van Coillie zegt hierover: “Jonge lezers beleven er als het ware van binnenuit hoe leeftijdsgenoten omgaan met hun lichamelijkheid en met lastige situaties en gevoelens. (...) Hij kan zich steeds beter verplaatsen in verschillende standpunten en er kritisch afstand van nemen.” (Van Coillie, 2007, p.74 en 75).
Het maakt het juist een 15+ boek omdat er weinig aandacht is voor avontuurlijke belevenissen en veel voor de innerlijke beleveniswereld van het hoofdpersonage. Er gebeurt vrij weinig spectaculairs; geen aardbevingen, geen slavernij, geen roadtrips waar allerlei gekke dingen gebeuren. Het verhaal vind plaats in het hoofd van Boudewijn waarbij hij zijn visie geeft op de dingen die in zijn directe omgeving plaatsvonden. Verder werkt de schrijfster gevoelens over seksualiteit genuanceerd uit. Echter het is niet het hoofdthema. Je merkt wel dat liefde in het verhaal belangrijk is, maar meer vanuit een familie relationeel aspect. Dat praten over seks moeilijk is, is wel duidelijk. Het pilverhaal van Pauline en de briefwisseling van Boudewijn en Pauline later aan het einde van het boek hierover, laat dat blijken.
Het is ook geen afgerond verhaal. Hoe zou het met Boudewijn gaan na dit dagboek. En hebben Pauline en Boudewijn verkering straks? Dat zijn vragen die open blijven.
Van Coillie zegt hierover: “In de meeste van deze romans verdringt de psychologie van de personages het avontuurlijke. Hun gevoelens worden uitvoerig belicht. Seksualiteit wordt intenser en genuanceerder uitgewerkt. De spanning in deze romans heeft te maken met de innerlijk problemen en diepere levensvragen van de personages. Meestal krijgt de lezer geen definitief antwoord en kan hij zelf de uiteindelijke keuzes maken.” (Van Coillie, 2007, p.75).

Literatuur.
- Van Coillie, J., Leesbeesten en boekenfeesten, Hoe werken (met kinder- en jeugdboeken?, Jan van Coillie en Davidsfonds Uitgeverij NV, Leuven, Uitgeverij Biblion Leidschendam, 2007.
- Sassen, E., Dit is geen dagboek. Uitgeverij Leopold, Amsterdam 2009.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten