woensdag 1 november 2017

Reflectie op verwerkingsopdracht 19 (monoloog) De zee zien (Koos Meinderts 2015) - door Sonja

Auteur: Koos Meinderts
Titel: De zee zien
Jaar: 2015
Uitgever: De Fontein
Plaats: Utrecht
Aantal pagina's: 113 (gelezen in editie Jonge Lijsters, Noordhoff Uitgevers, 2017)


Korte samenvatting

In De zee zien vertelt de bijna zeventigjarige Kees retrospectief over twee cruciale momenten uit zijn leven: zijn ontmoeting en vriendschap met de zestienjarige Jan als hij zelf vijftien jaar oud is (in 1959) en zijn ontmoeting in 1997 met Marijke, de tweelingzus van Jan op wie hij in 1959 stapelverliefd was. Destijds kwam er aan de vriendschap tussen de twee jongens en de verliefdheid een abrupt einde, doordat Jan ten gevolge van een val van een hoge schoorsteenpijp (op een tuiniersbedrijf) overleed. De familie verhuisde naar Australië. 
Vanwege het feit dat Jan getuige was van de val en daarover zijn hele leven heeft gezwegen, is hij blijven zitten met gevoelens van schuld en schaamte die hij in zijn leven geen plek heeft kunnen geven. In de laatste drie van de 39 korte hoofdstukken, die tussen de proloog en epiloog zitten, richt Kees zich expliciet tot Jan. Dat is niet toevallig, want die dag wordt de schoorsteenpijp opgeblazen. Kees is daarvan getuige en hoop dat deze gebeurtenis "een punt achter ons verhaal zet" (p. 101).


Doelgroep

Voor dit boek, dat in 2016 is bekroond met de Boekenleeuw, worden verschillende doelgroepen genoemd:12 tot 15 jaar (www.lezenvoordelijst.nl), 12 tot 16 (doelgroep van de Jonge Lijsters van Noordhoff), Young Adult oftewel 15+ (openbare bibliotheek, uitgever Fontein). Persoonlijk acht ik deze psychologische roman geschikt voor lezers tussen de 12 en 15 jaar. Allereerst vanwege de thematiek (vriendschap en verliefdheid in de puberteit, schuld, schaamte, zelfmoord) die de jonge lezer aan het denken zet over levensvraagstukken. Ten tweede vanwege de twee jonge hoofdpersonen, middelbare scholieren waarmee de lezer zich kan identificeren. Ten derde wijs ik op het zeer toegankelijke taalgebruik (niveau 3 van Witte 2006). Als vierde factor noem ik de structuur en de lengte: de indeling in korte hoofdstukken van twee tot drie pagina's. Een vijfde factor is de cruciale rol van het geheim (zie hieronder) in het verhaal. Als zesde element noem ik de humor (die de inhoud licht maakt). Als laatste de afwezigheid van lange beschrijvingen en uitputtende analyses van complexe, paradoxale gevoelens. Nergens wordt het verhaal ondraaglijk dramatisch of zwaar. Het verhaal eindigt bovendien op een positieve noot.  


Waardeoordeel

De zee zien is een liefdevol verhaal over vriendschap en eerste verliefdheid. De interactie tussen Kees en Jan en die tussen Kees en Marijke wordt prachtig beschreven. Kees wordt gefascineerd door de onconventionele en gespierde Jan, de durfal die wel van een potje vechten houdt. De jongens trekken elke dag met elkaar op. 
De impact die de dood van Jan op het leven van Kees heeft, wordt eveneens mooi verbeeld. Jan heeft de indruk dat hij sindsdien twee levens heeft, "een leven voor en een leven na de val" (p. 93). De impact van de val wordt goed invoelbaar gemaakt voor de lezer, bijvoorbeeld in een passage als: "Je bent dood, maar zo nu en dan aanweziger dan toen je nog leefde. Mijn hele leven loop je al met me mee. Naast me, maar net zo vaak loop je me voor de voeten." (p. 101).
Dat verteller Kees een geheim met zich meedraagt, is vanaf de eerste pagina duidelijk. In 1997 ontmoet hij na bijna 40 jaar Marijke weer. Hij neemt zich heilig voor om bij die gelegenheid alsnog zijn geheim te onthullen, maar hij durft het uiteindelijk niet aan. Op de vraag van Marijke waarom Jan destijds de schoorsteenpijp beklom, geeft hij derhalve een ontwijkend antwoord dat geheel in de stijl van Jan is: "omdat-ie er stond" (p. 104). Kees kiest er dus bewust voor om het geheim te bewaren. Maar dat is niet alles: het blijkt dat Marijke ook een geheim met zich meedraagt: tussen broer en zus bestond in die tijd een intimiteit die verder ging dan zoenen.
De roman geeft een mooi beeld van het leven in de jaren 1959-1960 en van de waardepatronen die toen in Nederland gangbaar waren. Dit is echter een aspect dat vooral de volwassen (en wat oudere) lezer zal waarderen. Het contrast tussen de twee jongens die uit zeer verschillende families en milieus komen, krijgt in de roman bijzonder veel aandacht. Het katholicisme drukt een grote stempel op de leefomgeving van Kees (hij is later een tijd lang priester) die uit een groot gezin komt waar op elke cent gelet moet worden. De familie van Jan heeft beduidend meer geld te besteden en is veel liberaler.  


Reflectie op reflectieopdracht 19: monoloog verhaalfiguur

Aangezien Kees in de laatste drie hoofdstukken in 'gesprek' gaat met Jan, is het interessant om ook Jan 'postuum' een eigen stem te geven. Voor deze verwerkingsopdracht moet een tekst geschreven worden van zo'n 250 tot 300 woorden. De 'ingrediënten' voor deze monoloog heb ik zelf uit het verhaal gehaald. Dat is echter niet verplicht: zo'n schrijfopdracht geeft je in feite een grote vrijheid. Na het lezen van de roman voelde ik zelf de behoefte om terug te komen op een aantal punten die de verteller zelf aanstipt. Er zijn namelijk her en der aanwijzingen in de roman dat de stoere Jan als puber niet goed in zijn vel zat. Hij werd soms plotseling "overvallen door een enorme droefheid. Om niets, om alles." (p. 6). Hij zei soms dat de wereld er niet voor hem was maar voor anderen (p. 45), waarna hij weigerde dit aan Kees uit te leggen die dat op zijn beurt als een afwijzing van zijn vriendschap interpreteerde. In Australië pleegt de moeder van Jan zelfmoord. Marijke vertelt dat haar broer bang was en op die momenten ging zingen. Kees herinnert zich dat Jan halverwege de klim in de schoorsteen begon te zingen. Marijke laat Kees weten dat ze soms denkt dat Jan gesprongen is, uit schaamte vanwege het feit dat hij zijn zus had gezoend en intiem met haar was geweest. 
Deze elementen heb ik verwerkt in een korte monoloog (een persoonlijke brief van Jan aan Kees, in de trant van de brief van Serge/Samuel in het gelijknamige boek van Willy Spillebeen; zie andere reflectieopdracht), waarbij ik met name ben ingegaan op de vragen waarmee Kees zijn leven lang is blijven zitten en die hij aan Jan stelt: Waarom wilde Jan dat Kees ook omhoog klom? Was het de bedoeling dat ze samen dood gingen? Of sprong Jan omdat Kees beneden was gebleven? En niet te vergeten de - enigszins triviale - vraag (waarnaar de titel van de roman verwijst) die Kees altijd heeft beziggehouden: zag Jan die dag de zee vanaf het topje van de schoorsteen?


Geraadpleegde secundaire literatuur:


Witte, T. (2006) 'Van Floortje Bloem naar Inni Wintrop. Zes stadia van literaire ontwikkeling', in: Levende Talen Magazine, jg. 93, no. 5, pp. 5-8. Geraadpleegd op 25-10-2017 op http://www.lt-tijdschriften.nl/ojs/index.php/ltm/article/view/272.